26 september 2024
Twee decennia grensoverschrijdende samenwerking zorgden voor…
Lees meer
Nieuws
28 maart 2024
Op 6 januari 2024 heeft De Lijn de uitrol van fase 2 gestart van het nieuwe net van De Lijn. In de commissie Mobiliteit en Openbare Werken werd vandaag een toelichting gegeven over waar we staan na 11 weken. De invoering van de tweede fase van het nieuwe net is de grootste netwerkaanpassing in de geschiedenis van De Lijn. Het nieuwe netwerk wordt gefaseerd ingevoerd. Met de invoering van fase 2 op 6 januari was 89% van het nieuwe netwerk zichtbaar op het terrein. Ook de Flexbussen gingen toen van start. De eerste signalen zijn voorzichtig positief, meer reizigers maken gebruik van de(flex)bus en de tram dan in dezelfde periode vorig jaar. De Lijn heeft sinds de uitrol al 347 bijsturingen uitgevoerd om het netwerk nog verder te optimaliseren.
De invoering van het nieuwe net van de Lijn kadert binnen Hoppin, de Vlaamse visie op mobiliteit die een antwoord wil bieden op de mobiliteitsvraagstukken van vandaag en morgen. Het nieuwe vervoersplan werd opgesteld en goedgekeurd door de lokale besturen voor hun regio binnen de vervoerregioraad.
Het is nog vroeg om nu al grote conclusies te trekken, het nieuwe net is nog maar een paar weken in voege. Toch stelt De Lijn al vast dat er in de specifieke regio’s, waar we het aanbod versterkt werd, een reizigersstijging is. Tijdens de eerste 2,5 maanden van dit jaar zien is er een globale stijging van de reizigersaantallen van respectievelijk, 2% voor januari, 11% voor februari en 7% voor de eerste helft van maart.
“Niet overal zijn de verwachte effecten echter al merkbaar en er moeten nog verdere analyses gebeuren. Bij dergelijke grote aanpassingen is het noodzakelijk om het net de nodige tijd te geven om de verwachte reizigersgroei te bereiken. Daarnaast blijven we net zoals de voorbije weken de situatie op het terrein monitoren en opvolgen. We spelen daarbij kort op de bal waar dat nodig is”, aldus Ann Schoubs, directeur-generaal van De Lijn.
“Ook bij de Flexbussen is er een stijging van het gebruik: in de eerste helft van maart gebruikten 22% meer reizigers de flexbus ten opzicht van dezelfde periode vorig jaar (belbus). Bijna 250.000 reizigers maakten ondertussen al gebruik van een flexrit. Bij de start van het flexvervoer waren er veel vragen en bezorgdheden”, gaat Ann Schoubs verder. “In januari moesten de flexbussen nog een aanloop nemen. Er was een gemiddelde bezetting van 1,2 reizigers. Ondertussen is dat aantal gestaag gestegen, naar gemiddeld 2,1 reizigers. Uit een internationale benchmark blijkt dat de gemiddelde bezetting van vraagafhankelijk vervoer 2,5 reizigers is.”
Ondertussen zijn ook de gebruikers als callcenter medewerkers meer ervaren, en zijn wachttijden en afhandeltijden sterk afgenomen. Daarnaast worden vier op de vijf van de flexbusreservaties gemaakt via de app.
Het openbaar vervoer netwerk is een levend gegeven. De start van het nieuwe net op 6 januari was geen eindpunt, maar een beginpunt. Samen met de partners in de vervoerregio’s, waarmee het net is uitgetekend, gaat De Lijn aan de slag om het netwerk verder te optimaliseren en vraagvolgend te maken. Daarvoor baseert De Lijn zich op data.
Vanaf dag 1 heeft De Lijn via verschillende kanalen vragen, meldingen en klachten gecapteerd: reizigers die een klacht indienden of een vraag stelden, stakeholders die ons meldingen bezorgden en eigen medewerkers (chauffeurs, controleurs, …) die hun bevindingen doorgaven. De klachten die via het centraal meldpunt bij De Lijn binnenkomen over het nieuwe vervoersplan dalen structureel.
“De Lijn is aan de slag met alle meldingen: ze onderzoekt deze en bij een dringende nood of vraag stuurt ze zo snel mogelijk bij. Voorbeelden van dringende bijsturingen zijn bijvoorbeeld overbezetting van een bus, een aansluiting die niet haalbaar is of een extra halte die absoluut noodzakelijk blijkt te zijn. Sinds de uitrol van fase 2 werden er zo al 347 bijsturingen beslist. 220 werden al doorgevoerd, ten laatste na de paasvakantie volgen er nog eens 76 bijsturingen en nog voor zomer staan nog eens 51 aanpassingen op stapel. Zo werden al 123 haltes toegevoegd en kwamen er 151 Flexhaltes bij”, aldus de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.
Sommige aanpassingen kunnen niet op één, twee, drie ingevoerd worden. Soms zorgt een ingreep op 1 lijn voor een zware impact op een andere lijn omdat een aansluiting bijvoorbeeld niet meer gehaald wordt, of op de werkroosters van de chauffeurs. Bovendien heeft De Lijn niet overal ongelimiteerd gelede bussen ter beschikking en kunnen niet alle chauffeurs rijden met een gelede bus. Een grotere bus inzetten is, dus niet altijd onmiddellijk mogelijk.
Ook voor het Flexvervoer doet De Lijn samen met de uitvoerder van de Hoppincentrale een aantal operationele bijsturingen die moeten leiden tot minder lege kilometers en kortere, efficiëntere ritten.
Naast de operationeel dringende bijsturingen verzamelt De Lijn intussen de nodige data om in dialoog en cocreatie met de vervoerregio’s, het netwerk verder te optimaliseren.
Op 1 juli 2024 gaat fase 3 van het nieuwe netwerk van start. Dat is een eerder kleine fase, die zich grotendeels beperkt tot de vervoerregio’s Vlaamse Rand, Leuven, Gent en Mechelen. Vanaf midden mei communiceert De Lijn over deze wijziging naar de reizigers.
Hoppin stimuleert reizigers om vervoermiddelen te combineren. Daarom wordt er hard gewerkt aan de uitbouw van Hoppinpunten in Vlaanderen. Een Hoppinpunt is een punt waar verschillende vervoermiddelen samenkomen en op elkaar zijn afgestemd. Momenteel kan de reiziger al 488 Hoppinpunten terugvinden op de Hoppinwebsite. Dat zijn punten van Het Agentschap Wegen en Verkeer, Lantis, De Werkvennootschap en ook punten die door lokale besturen werden uitgebouwd. Deze punten hebben een bestaand mobiliteitsaanbod, maar kunnen ook in de komende periode nog verder worden uitgerust met bv. een nieuwe fietsstalling, (bijkomende) deelmobiliteit, laadpalen voor e-wagens,…
Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken coördineert de uitrol van Hoppinpunten. Het departement informeert en ondersteunt lokale besturen bij de realisatie van Hoppinpunten, mede door het toekennen van subsidies. Alle Hoppinpunten worden ook voorgelegd aan de Vervoerregioraad. Recent werd er ook een Hoppinacademie georganiseerd door VVSG om lokale besturen te enthousiasmeren om Hoppinpunten langs gemeentewegen verder uit te bouwen.
De vijftien vervoerregio’s zijn in 2024 ook gestart met de uitrol van (bijkomende) deelsystemen op strategische locaties. Ze krijgen daarvoor subsidies van de Vlaamse overheid. Via deze uitrol wordt combimobiliteit verder gepromoot. Combimobiliteit is het combineren van verschillende vervoermiddelen om vlot een bestemming te bereiken, zoals een wagen of fiets met het openbaar vervoer. De eerste vervoerregio’s waar extra deelfietsen of -wagens worden geplaatst zijn Kortrijk, Waasland, Mechelen, Aalst en de Vlaamse Ardennen.
Hoeveel deelwagens of -fietsen er komen per gemeente is opgenomen in het regionaal mobiliteitsplan, zoals gezamenlijk beslist door de vervoerregioraad. Alle plannen zijn online te raadplegen.